Er bestaan verschillende soorten brandmelders: rookmelders, hittemelders en CO-melders. Elk heeft zijn eigen, aparte functie. Wij leggen je hier het verschil uit.
Rookmelders
Rookmelders detecteren enkel rook zelf: via een optisch meetprincipe registreert de melder voortdurend of en hoeveel rookdeeltjes er in de lucht zijn. Zijn dat er te veel, dan geeft de melder een alarm. Aangezien rook altijd stijgt, is het belangrijk dat je een rookmelder zo hoog mogelijk hangt, bij voorkeur tegen het plafond. Enkel in puntdaken moet je 30cm uit de nok van het dak blijven omdat stilstaande lucht kan verhinderen dat rook stijgt.
Hittemelders
Een hittemelder detecteert geen rook, maar meet voortdurend de omgevingstemperatuur. Ze geven een alarm als de temperatuur een bepaalde grens overschrijdt. Hittemelders zijn erg handig op plaatsen waar rookmelders te veel valse alarmen zouden geven, met name op plaatsen waar veel (water)damp of andere gassen aanwezig kunnen zijn, zoals de keuken, badkamer en garage.
CO-melders
Een CO-melder meet voortdurend de aanwezige hoeveelheid koolstofmonoxide, of CO. CO is een erg gevaarlijk gas. Het verspreidt zich gelijkmatig doorheen de lucht bij een onvolledige verbranding en is volledig geurloos en onzichtbaar. CO-melders zijn dan ook essentieel in woningen die verwarmd worden door een verbrandingsketel.
Gasmelders
Gasmelders detecteren geen koolstofmonoxide, maar wel andere gassen. Ze meten de aanwezigheid van aardgas, butaan, propaan en LPG. Afhankelijk van het soort gas dat je wil laten detecteren, plaats je de melder laag tegen de grond (butaan, propaan en LPG) of dicht tegen het plafond (aardgas).